EU wacht zware opdrachten

zwaar
De Europese unie heeft moeizame jaren voor de boeg. De lidstaten moeten rekenen op vooruitgang in een lage versnelling.

Op 1 december vorig jaar is eindelijk het nieuwe verdrag van Lissabon voor de EU definitief vastgesteld. In dat verdrag staat dat er een president is die de voorzitter is van het overleg van de regeringsleiders en staatshoofden en die de unie naar buiten toe representeert. Tevens is de commissaris voor de buitenlandse en veiligheidszaken benoemd en heeft het Europees parlement meer bevoegdheden gekregen. Ook hebben de gezamenlijke nationale parlementen nu de bevoegdheid om voorstellen van het dagelijks bestuur van de EU ( de Europese commissie) tegen te houden. Ook is er al een president van de hele unie, toch blijft het halfjaarlijks roulerend voorzitterschap van de EU bestaan. Immers, de president leidt alleen de vergaderingen van de regeringsleiders, de leiding van de vergaderingen van de Europese ministers vallen toe aan de dan fungerende voorzitter. Wat zullen de belangrijkste opdrachten voor de EU zijn in de komende vijf jaar? Herziening van het landbouwbeleid vanaf 2013, de belangenafweging tussen natuur en milieu enerzijds en landbouw, industrie en recreatie anderzijds. Verder het vervolmaken van de interne markt en het tegengaan van oneerlijke mededinging ten gevolge van oude en nieuwe monopolies in de EU. Ook de intensievere samenwerking op de terreinen van binnenlandse zaken en justitie, vooral vanwege de grensoverschrijdende zware criminaliteit. Dat geldt in nog sterkere mate voor de terreinen van buitenlandse samenwerking en veiligheid. Hier is nog weinig samenhang en samenwerking. Vandaar de aanstelling van een commissaris met een zware portefeuille binnen het dagelijks bestuur van de EU. Zij zal jaren nodig hebben om op dit belangrijke terrein met veel nationale gevoeligheden, vooral bij de grote staten, de lidstaten dichter bij elkaar te brengen. Het onderwerp dat zeker nu veel aandacht vergt is de financiële situatie van en in de lidstaten. Dus voor de onbesuisde rol van de grote banken, de grootschalige werkloosheid, het veel te grote begrotingstekort van de meeste lidstaten, de enorme staatsschuld en de druk op de euro. Op dit terrein heeft de EU betrekkelijk weinig eigenstandige bevoegdheden. Bij de vaststelling van het verdrag van Maastricht in 1993 was er geen meerderheid onder de lidstaten te vinden die verder wilde gaan dan een paar minimale financiële normen vast te stellen rond overheidstekorten, schulden en de euro. Anders gezegd, er kwam geen politieke economische samenwerking en het ontbreken daarvan is de belangrijkste oorzaak van de huidige financieel economische crisis. Komt gezien de huidige situatie die samenwerking er nu wel? Ik denk een beetje, maar nog onvoldoende enerzijds wordt de noodzaak ervan wel ingezien, maar anderzijds hecht met toch een zekere nationale autonomie. Als er een hechtere samenwerking zou komen, dan is Europa ook nog sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de VS, Japan en China. Het is al decennia hetzelfde met de EU: vooruitgang en stagnatie wisselen elkaar constant af. Het lijkt wel de echternacher processie: twee stappen vooruit en een achteruit. Per saldo is er dus wel vooruitgang. Terugblikkend is de noodzaak van en het nut tot verdergaande samenwerking altijd leidend geweest bij de ontwikkeling van de EU. De grote vraag is of de EU bereid en in staat is om te komen tot een brede politieke samenwerking. Oftewel, beperkt de EU zich niet meer tot landbouw, interne markt, monetaire zaken en milieu, maar richt zij zich op een stevig en hecht politiek beleid op de terreinen van de economische sociale vraagstukken, buitenlandse zaken, veiligheid, binnenlandse zaken en justitie. Op deze terreinen is er wel enige vorm van samenwerking maar vaak halfslachtig en vrijblijvend. Er is nog een lange weg te gaan maar de processie van echternach gaat gewoon door: voorlopig lopen de economische reus en de politieke dwerg nog naast elkaar. Wat in ieder geval moet gebeuren, is dat de EU telkenmale uitgelegd en verdedigd moet worden en niet bij tweede Kamerverkiezingen moet worden verdonkeremaand.

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie