ALLEEN DOOR CRISES VEERT DE EUROPESE UNIE OP

In de westerse wereld zijn er in de afgelopen maanden weer enkele economische lichtpuntjes te ontdekken. De Amerikaanse begroting voor 2014 is weer vastgesteld,  er is weer wat economische groei en in de USA wordt flink geïnvesteerd. Er zit ook weer een kleine vooruitgang in de Wereld Handelsorganisatie (WTO) zodat er enkele belemmeringen opgeruimd zijn in het meer open handelsverkeer tussen de USA en de Europese Unie. En de afname van de schuldleningen van enkele landen bij de Europese Centrale Bank (ECB) is duidelijk gaande. Ierland heeft alles terugbetaald, Spanje is op de goede weg en daar is de werkloosheid licht gedaald. Zelfs Griekenland schiet aardig op met het inlossen van zijn verplichtingen.

De regeringsleiders van de EU hebben een aantal weken geleden het besluit genomen om met ingang van 2016 de Europese Bankenunie te laten beginnen. Het kernpunt van deze Unie is dat de grotere banken aan de hand van veel en sterke voorwaarden hun eigen balansen in evenwicht moeten brengen. De controle hierop ligt in handen van de ECB. Nationale overheden gaan in principe niet meer grote bedragen storten bij de ECB, die deze weer uitleent aan grote nationale banken, we hebben nu de Euro, het maximum van 3% van het toegestane begrotingstekort per lidstaat en in 2016 komt de Europese Banken Unie eraan. Na deze drie kernzaken zal het slotstuk moeten volgen, namelijk een gezamenlijke economische politiek op hoofdlijnen.

De Europese Unie heeft het gepresteerd om haar zevenjarige begroting (2014 tot 2020) met 100 miljard Euro terug te brengen tot 900 miljard. Dat is 10% korting op deze begroting, overigens hetzelfde percentage als de Nederlandse begroting. Die begroting is onlangs door het Europees Parlement goedgekeurd. Twee prioriteiten springen eruit: bestrijding jeugdwerkloosheid en wetenschap, onderzoek en innovatie. De jeugd moet betere opleidingen krijgen die meer aansluiten op de behoeften van het bedrijfsleven. De andere prioriteit is om het bedrijfsleven meer concurrerend te maken en daarmee de werkgelegenheid – met name voor jongeren – te laten groeien. Er komt minder geld voor de landbouw en de regionale fondsen. Die fondsen zijn in het bijzonder met name gericht op de armere landen binnen de EU, in het bijzonder op Midden- en Oost – Europa. Verder wordt er aanzienlijk bezuinigd op personeel van de Europese Commissie en de relatief hoge salarissen. Behalve geld is er ook meer aandacht voor snellere ambtelijke procedures, want wachten op aanvragen bij de Unie kan wel heel lang duren.

In het afgelopen jaar 2013 zijn er al veel prikkelende discussies geweest in veel staten over: hoe ver gaan we met de samenwerking, gaan we meer taken overdragen aan de Unie in Brussel of gaan we bevoegdheden van “ Brussel ” terughalen naar de afzonderlijke lidstaten? De meesten landen neigen naar het tweede en het Verenigd Koninkrijk gaat binnen twee jaar een referendum houden om van zijn inwoners te vernemen of  hun land maar moet vertrekken uit de EU. Er staat wel een merkwaardige interne tegenstelling: lidstaten willen meer bevoegdheden terug en nu blijkt bij de voorbereiding van de Banken Unie dat op dit terrein men juist weer bevoegdheden overdraagt. Vrijwel alle landen kunnen leven met de uitspraak “Europa waar het moet, Nationaal waar het kan!“ De vraag is natuurlijk wel of de opvatting “het moet“ overal gelijkluidend wordt uitgelegd. Velen zijn van mening dat Europa zich overal mee bemoeit, maar dat is een grote misvatting. Want onderwijs, zorg, welzijn, cultuur, sport, jongeren, ouderen, huisvesting, ruimtelijke ordening en verkeer zijn beleidsterreinen waar de EU geen of amper zeggenschap heeft.

Het is natuurlijk een belangrijke vraag of de Europese Unie genoeg draagvlak heeft onder de bevolking van de 28 lidstaten. Helaas is dat niet het geval, de kiezersopkomst is vrij laag. Het hele Europese gebouw is behoorlijk ingewikkeld en kent  verschillende organen en procedures, maar de Unie is direct en indirect van aanzienlijk belang voor de burgers, maar die weten er weinig of niets van. De EU, de nationale regeringen en ook het Europees Parlement hebben bijna altijd hun “verhaal“ van boven naar beneden gebracht zonder er bij na te denken wat de  burgers wel of niet weten, en veel te weinig hun kiezers – met name jongeren – opzoeken en met ze discussiëren. Veel burgers hebben wel hun ideeën en wensen, maar die moeten worden uitgenodigd om die naar voren te brengen. In Fryslân hebben de gezamenlijke MBO- en HBO- instellingen de handen ineen geslagen om Europa telkens op de agenda  van studenten te zetten. Onder de bezielende leiding van mentoren tezamen met externe deskundigen krijgen hun studenten meer inzicht in de EU en beseffen dat deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement nuttig en gewenst is.

Het Europa debat moet niet alleen op nationaal niveau gevoerd worden, maar juist op plaatselijk en regionaal niveau. Daar kunnen de waarde en resultaten van Europa voor de eigen regio en gemeenten concreet gemaakt worden. Zo’n lijst van resultaten van wat de EU en het Parlement de afgelopen vijf jaar hebben bereikt is nu beschikbaar en dan kunnen campagnevoerders tegenover kiezers aantonen in  welke mate het Noorden van ons land  en Fryslân  in het bijzonder profijt hebben gehad van het regionale beleid van de EU.

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie