Middenpartijen negeerden Europa beschamend

juli 09
Eindelijk is er weer eens inhoudelijk gediscussieerd over Europa. Dat is tenminste één lichtpuntje bij de onlangs gehouden verkiezingen voor het Europees parlement
De grote(re) middenpartijen zoals het CDA, de PvdA en de VVD waren vanaf eind jaren veertig de dragers van de Europese integratie. Nederland had en heeft een groot belang met betrekkingen tot de EU vanwege de landbouwpolitiek, vrijhandel en interne markten en daarmee verbonden de euro. Aangezien 80 procent van onze export binnen Europa terechtkomt, is het zonneklaar dat ons land in economisch opzicht volstrekt afhankelijk van dit werelddeel is. Vandaar dat tot begin jaren negentig de Europese politiek een zaak was van een kleine politieke, ambtelijke en economische elite. Van de EU profiteren we alleen en we hebben er geen last van, was de algemene mening in ons land. Sterker nog: sinds de invoering van het Europees landbouwbeleid in 1962 tot begin jaren negentig waren wij nota bene als een van de welvarendste lidstaten een grote netto ontvanger van Europese financiële steun voor onze landbouw. Aan die situatie moest een keer een einde komen, vond ook het kabinet Lubbers 3 in 1992 en daardoor werd Nederland van netto ontvanger een netto betaler. Kabinet Kok met daarin Gerrit Zalm als minister van financiën heeft toen met succes gepleit voor een minder grote afdracht aan Brussel. Sindsdien is er een sfeer in Nederland ontstaan dat Europa voornamelijk aan geld gekoppeld werd en dat Brussel te duur was. De inhoudelijke Europese thema’s verdwenen door deze obsessie vrijwel volledig op naar de achtergrond. Sinds het verdrag van Maastricht in 1993 in werking trad, is steeds meer duidelijk geworden dat op een aantal beleidsterreinen een Europese aanpak niet alleen wenselijk maar ook noodzakelijk en onontkoombaar is. Te noemen vallen in dit verbrand financieel economische zaken, milieu, natuurbehoud, justitie en binnenlandse zaken. De meerderheid van de overige beleidsterreinen blijft primair een nationale zaak, zoals vooral de brede sociale sector. Van 1952 tot 1973 was Nederland één van de zes leden van de EU, nu één van de 27. Vanzelf sprekend is de invloed van Nederland op het proces van de eenwording geringer geworden, maar zeker niet verdwenen. Geen enkel kabinet in de periode van 1994 tot heden heeft openlijk en in de publiciteit tegenover de bevolking met onmiskenbare overtuiging laten blijken dat het de EU op vele fronten van wezenlijk belang vindt voor Nederland. Dat is natuurlijk wel zo, de praktijk heeft dat ook ruimschoots uitgewezen. De grote(re) middenpartijen hebben het volstrekt laten afweten bij het referendum in 2006 over de ontwerpgrondwet voor de EU, evenals bij het herziene ontwerp (verdrag van Lissabon) en recent bij de verkiezing van het EP begin juni. In de afgelopen pakweg vijftien jaar is het complexe Europa volstrekt onvoldoende aan de burger uitgelegd, men heeft voor de onmisbare waarde van de EU amper een lans gebroken en men heeft inferieure aanvallen van de zijde van de SP en PVV op de EU niet of nauwelijks bestreden. De lijsttrekkers van de verkiezingen in UNI waren daarbij geen aansprekende topfiguren. Door dit alles was de opkomsts slecht en leden de middenpartijen daardoor aanzienlijk verlies. De grootste gotspe was de bewering van Hans van Baalen, de VVD, dat hij in het EP zou gaan zitten voor de behartiging van de Nederlandse belangen, daarmee aanhakend bij Geert Wilders. Wat een belachelijke uitspraak: hij zit daar voor de Europese liberalen die een visie op de EU hebben. Hij zit daar niet als een bijkantoor van het Nederlandse parlement. Nee, de grote middenpartijen moeten zich allemaal diep schamen voor wat ze volstrekt hebben nagelaten: Europa dichter en begrijpelijker bij de burger te brengen. Het Europa debat moet in de middenpartijen in ieder geval nog steeds echt beginnen. Dat hebben ze al vele malen na vorige verkiezingen nagelaten.

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie